Lutten Oever en haar bewoners

De naam Lutten Oever is etymologisch te verklaren als “klein oever” of “kleine oever”. De buurtschap Lutten Oever/Klein Oever -nabij het dorpje Oud-Avereest- is in de 15e eeuw afgesplitst van het erf Groot Oever. Beide liggen in het stroomdal van de Reest. Dat laaglandbeekje vormt voor een groot deel de natuurlijke grens tussen Drenthe en Overijssel.

De naam Lutten Oever zien we voor het eerst in de zeventiende eeuw opduiken in oude kerkboeken van IJhorst-De Wijk. Zo werd in 1687 de ondertrouw ingeschreven van Cornelis Roeleffs en Jennegjen Eghberts op den Luttiken Oever. Deze oude bijvoeglijke naamwoorden “Luttiken”, “Lutke” of “Lutje” komen in verschillende samenstellingen voor als verkleinwoord. We kennen allemaal het woord luttel (in luttele seconden…) en dan is het nog maar een kleine stap naar het Engelse “little”.

In de zeventiende tot en met negentiende eeuw maakte een tiental welgestelde boerenfamilies waaronder de Ten Oevers en de Ten Kates, de dienst uit (o.a. in bestuurlijke functies bij gemeente, waterschap en kerk) in het vruchtbare deel van het Reestgebied tussen Dedemsvaart en Meppel.
De familienaam Ten Oever kwam vroeger veel voor in het gebied tussen Oud Avereest en IJhorst en was verbonden met de oude erven op Lutten Oever en Groot Oever. De bewoners waren zich in de loop der eeuwen gaan noemen naar hun leefomgeving.

Eén van de boerderijen waar de Ten Oevers en de Ten Kates eeuwenlang gewoond en gewerkt hebben, betreft het rijksmonumentale pand Lutten Oever 6 en 7. Deze voormalige dubbele woning dateert in haar huidige verschijningsvorm uit 1806, maar ver daarvoor werd zij al bewoond door elkaar opvolgende generaties Ten Oever.

Het gezin dat het vroegst aantoonbaar op deze plek woonde, bestond uit het echtpaar Warner ten Oever en Hendrikje Harms. Zij woonden er in ieder geval al in 1735, want in dat jaar lieten zij in de kerk van IJhorst hun zoontje Geugien dopen.
Deze volgde hen later op als eigenaar van de boerderij. Hij trad in 1761 in de kerk van Avereest in het huwelijk met Zwaantje ten Kate en dat jaartal was lange tijd vereeuwigd in één van de oude hanenbalken van het achterhuis. Waarschijnlijk heeft de boerderij in dat jaar een grote verbouwing ondergaan om ook het jong getrouwde stel te kunnen huisvesten. Zwaantje overleed echter op vrij jonge leeftijd. Het echtpaar had wel al maar liefst negen kinderen gekregen.
Geugien ten Oever trouwt opnieuw en wel met Jacopje Smit.
De oudste zoon was, zoals dat in die tijd gebruikelijk was, genoemd naar zijn grootvader van vaders zijde en had de voornaam Warner gekregen. Hij volgde zijn ouders echter niet op, maar vertrok naar Meppel.
Het was zijn jongste broer Geuchien die de boerderij later overnam. Hij was op 14 maart 1779 in de kerk van IJhorst gedoopt en rond 1805 getrouwd met Aaltien Jans Drogt. Zij waren het die de boerderij in 1806 lieten verbouwen. Daaraan herinneren nog altijd de gietijzeren muurankers in de voorgevel van de boerderij. Het monogram W.G., verwerkt in een van die ankers, verwijst naar Warnders Geuchien.

In de naamgeving werd dus eerst het patroniem – de vadersnaam – gebruikt, gevolgd door de voornaam. De bijnaam of erfnaam droeg de boerderij ook nog toen ze in 1832 door het kadaster in kaart werd gebracht. De landmeter noteerde bij het huis en erf de naam Wanders.

Geuchien en Aaltien kregen verschillende kinderen, maar zoon Jan werd erfopvolger toen hij in 1836 trouwde met Geertje ten Kate. Zij kregen twee kinderen, Aaltje en Geertje.
Omdat er geen mannelijke nakomelingen waren, verdween de familienaam Ten Oever van de boerderij.

Geertje trouwde met Jan ten Kate uit Zuidwolde. Ook nu was het weer een lid van het geslacht Ten Kate dat “introuwde” op de boerderij. Hun eerstgeboren zoon kreeg de voornamen Jan Geuchies.
Hij werd geboren op 29 april 1871 op de Lutten Oever en trouwde toen hij 24 was met Trijntje van der Woude uit De Wijk.
Het echtpaar volgde Jans ouders op als bewoners en eigenaren van de boerderij. Ook dit huwelijk bleef kinderloos.
Jan Geuchies ten Kate, zijn broers Evert en Roelof en zus Geertje lieten in 1920 de boedel die zij erfden van hun overleden ouders verdelen bij de notaris. Bij die boedelscheiding werd niet alleen de boerenplaats van Jan Geuchies op de Lutten Oever ingebracht, maar ook de nabij gelegen boerderij die Roelof bewoonde en diverse andere bezittingen in IJhorst, Staphorst, Nieuwleusen en Zuidwolde. De totale waarde werd indertijd getaxeerd op ruim 131.000 gulden, een behoorlijk kapitaal.
Jan Geuchies ten Kate mocht de boerderij, die hij toch al bewoonde en bewerkte, bij de boedelscheiding behouden, maar mede omdat het huwelijk kinderloos bleef, zullen hij en zijn vrouw Trijntje uiteindelijk besloten hebben om versterking in te huren.
Die hulp kwam er in 1926 in de personen van Albert Scheper en zijn zoon Harm. Zij pachtten een groot gedeelte van de boerderij. Albert en zijn vrouw Hendrikje Compagner en hun zoon Harm betrokken een gedeelte van de boerderij en bleven daar decennialang wonen.
Na het overlijden van het kinderloze echtpaar Ten Kate brachten de erfgenamen, veertien in getal, het onroerend goed in 1966 onder de hamer. De pachter Harm Scheper had wel het recht van eerste koop, maar zag daar van af.
Albert van den Berg en zijn vrouw Mensje Maria Hilgeman werden de nieuwe eigenaren van het complex. Zij waren pensionhouders in De Wijk en hadden bij de veiling bij opbod geboden, maar omdat het bij de afmijning niet werd verkocht, waren ze er min of meer ongewild eigenaar van geworden. Kort daarna deden ze het dan ook alweer van de hand.
Daarbij werd Wilhelmina Irma de Bie de nieuwe eigenaresse. Zij was getrouwd met Geertinus Haveman en ze woonden in die tijd in Voorburg. Daar hadden ze een bedrijf, gespecialiseerd in het galvaniseren, vergulden en verzilveren van allerhande voorwerpen. Voor de koninklijke paleizen voerden ze diverse werkzaamheden uit, zoals restauraties van antieke voorwerpen.
Geruime tijd werd de boerderij door de familie Haveman slechts gebruikt als vakantie- en weekendverblijf. Normaliter woonden en werkten zij in Voorburg. Toen zij er echter zelf wilden gaan wonen, ontstond de wens om het monumentale pand te renoveren.
De renovatie en verbouw vond plaats van 1982 tot 1984 door aannemersbedrijf Poortman uit Veeningen, dat gespecialiseerd was in dit soort grootscheepse restauraties van historische gebouwen.

De woning in 2002

Jarenlang heeft de familie Haveman er gewoond tot ze het complex in oktober 2002 verkocht aan Prof. Dr. JanHasker Jonkman en Betty Boerefijn uit Assen.

Dhr. en mevr. Haveman-de Bie (vorige bewoners; 2002)

 

JanHasker Jonkman en Betty Boerefijn (2002 – 2021)

 

Jan, van opleiding apotheker, was in die tijd hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Groningen en wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van geneesmiddelen en Betty is psychiatrisch verpleegkundige in Assen.

Door aankoop van gronden van de buren konden ze het bezit uitbreiden tot meer dan zestien hectare. Het complex kreeg de naam Den Hoogen Gaerde, zoals te lezen valt op de majestueuze witgeverfde toegangspoort bij de oprit naar de woonboerderij.

In 2021 is het landgoed verkocht aan B.M. Maarsingh en J. van Steijn.